gouwepeer

Admin
Medewerker
Uit onderzoek met de Europese Planck-satelliet blijkt dat de vorming van de eerste sterren in het heelal later is begonnen dan tot nu toe werd gedacht. Dat blijkt uit metingen van de zogeheten kosmische achtergrondstraling – de op radiogolflengten waarneembare warmtestraling die ongeveer 380.000 jaar na de oerknal is uitgezonden.

Tot die tijd was de materie in het heelal geïoniseerd: ze bestond uit afzonderlijke (positief geladen) atoomkernen en (negatief geladen) elektronen. Maar toen het heelal voldoende was afgekoeld, voegden deze deeltjes zich samen tot neutrale atomen. Vanaf dat moment bestond de materie uit neutraal gas, waaruit zich nog geen sterren hadden gevormd: het ‘donkere tijdperk’ brak aan.

Mettertijd raakte het kosmische gas echter opnieuw geïoniseerd. Deze reïonisatie vond plaats onder invloed van energierijke ultraviolette straling, die vermoedelijk afkomstig was van de eerste sterren in het heelal. Waarnemingen van verre sterrenstelsels wijzen erop dat dit reïonisatieproces ongeveer 900 miljoen jaar na de oerknal werd voltooid. Over het moment waarop de reïonisatie is begonnen, bestaat echter nog veel discussie.

De eerste schatting in 2003, gebaseerd op gegevens van de Amerikaanse WMAP-satelliet, wees erop dat de reïonisatie al een paar honderd miljoen jaar na de oerknal op gang kwam. Dat was een problematisch resultaat, omdat er geen bewijs is dat er toen al sterren bestonden.

Een analyse van de gegevens van het Low-Frequency Instrument (LFI) van de Planck-satelliet, die vorig jaar werd gepubliceerd, gaf aan dat het reïonisatieproces pas ruwweg halverwege was toen het heelal al ongeveer 550 miljoen jaar oud was. En dankzij een nieuwe analyse van de gegevens van de andere Planck-detector, het High-Frequency Instrument (HFI), is dat moment nog wat verder opgeschoven.

De HFI-gegevens geven aan dat de reïonisatie pas vrij laat op gang kwam, zich heel snel heeft voltrokken en pas ongeveer 700 miljoen jaar na de oerknal halverwege was. Daaruit leiden astronomen af dat de eerste sterren vrij laat op het toneel zijn verschenen. Dat zou betekenen dat zelfs bestaande instrumenten, zoals de Hubble-ruimtetelescoop, in staat kunnen zijn om licht van de eerste sterrenstelsels vast te leggen – misschien is dat zelfs al gebeurd. Hoe dan ook: met de grote (ruimte)telescopen van het volgende decennium zou het zeker moeten lukken.

2c3f25a32e08650c4a834ce1562dd66f.jpg
<LINK_TEXT text="http://www.allesoversterrenkunde.nl/med ... 2dd66f.jpg]http://www.allesoversterrenkunde.nl/media/cache/2c/3f/2c3f25a32e08650c4a834ce1562dd66f.jpg</LINK_TEXT>[/img]
Schematisch overzicht van de evolutie van het heelal vanaf de oerknal (links) tot nu (rechts). Het reïonisatietijdperk is ongeveer in het midden weergegeven: de tekening is dus niet op schaal. (ESA, C. Carreau)

Bron: allesoversterrenkunde.nl